Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS2747

Datum uitspraak2005-02-22
Datum gepubliceerd2007-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01976/04 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Conclusie anoniem

Nr. 01976/04 H Mr. Vellinga Zitting: 11 januari 2005 Conclusie inzake: [Aanvrager] 1. De kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam heeft aanvrager bij vonnis van 3 december 2003 wegens "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" begaan op 26 juni 2002 te Amsterdam veroordeeld tot een geldboete van € 346,- subsidiair 6 dagen hechtenis. 2. Namens aanvrager heeft mr. S. Dalhuizen, te Amsterdam een aanvrage tot herziening ingediend. 3. De aanvrage steunt op de stelling dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid, aanhef en onder 2°, Sv, aangezien de motor op de pleegdatum wel verzekerd was. Ter staving van die stelling is bij de aanvraag een verklaring ex art. 34 Wam van [A] N.V. overgelegd, inhoudende dat het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] op de pleegdatum 26 juni 2002 verzekerd was. 4. De als bijlage gevoegde Wam-verklaring dateert van 10 juni 2004. Met deze verklaring kon de kantonrechter niet bekend zijn. Blijkens een schrijven van de aanvrager zelf zou de verzekeringsmaatschappij een foutieve meldcode hebben opgegeven waardoor de RDW ten onrechte een melding heeft gekregen dat het voertuig niet verzekerd was. 5. Een en ander levert mijns inziens het ernstig vermoeden op dat de kantonrechter, als hij met voormelde feiten en omstandigheden bekend was geweest, de aanvrager van het tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. 6. De conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond verklaart, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG


Uitspraak

22 februari 2005 Strafkamer nr. 01976/04 H SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam van 3 december 2003, nummer 13/650249-03, ingediend door mr. S. Dalhuizen, advocaat te Amsterdam namens: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is gegeven voor een motorrijtuig waarvan een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) sluiten en in stand houden", gepleegd op 26 juni 2002 met het motorvoertuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB], veroordeeld tot een geldboete van € 346,--, subsidiair zes dagen hechtenis. 2. De aanvrage tot herziening 2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, aangezien uit de aan de aanvrage gehechte bescheiden blijkt dat op 26 juni 2002 voor het motorvoertuig met het kenteken [AA-00-BB] wel een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was. 3. De conclusie van de Advocaat-Generaal De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien. 4. Beoordeling van de aanvrage 4.1. Bij de aanvrage is overgelegd een verklaring van 10 juni 2004 van [A] N.V., welke verklaring inhoudt: "Ter voldoening aan het gestelde in artikel 34, lid 2, van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (W.A.M.) verklaart [A] (...) hierbij dat op 26.06.2002 voor het motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB] een verzekering van kracht was welke aan de op die datum door of krachtens de W.A.M. gestelde eisen voldeed." 4.2. Aan de inhoud van dit stuk, totstandgekomen en afgegeven nadat de Kantonrechter uitspraak had gedaan, valt een ernstig vermoeden te ontlenen, dat de Kantonrechter, ware hij daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. 5. Slotsom Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist. 6. Beslissing De Hoge Raad: Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond; Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam van 3 december 2003; Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 22 februari 2005.